Klasleraren

In het steineronderwijs wordt hard geleerd en gewerkt. Tegelijk is onze school een plek waar kinderen en jonge mensen de kans krijgen hun persoonlijkheid voluit te ontplooien.

Elk kind is geboren met eigen talenten, eigen mogelijkheden. Wij zien opvoeden als het vrijmaken van deze mogelijkheden. We begeleiden de jongeren in hun ontplooiingsproces. Opvoeden is als beeldhouwen: je maakt het beeld vrij dat in de steen verborgen ligt.

Het is ons doel dat elke jongere onze school verlaat met een solide kennispakket. Maar dat niet alleen. We maken van hem of haar ook graag een vrij, zelfbewust individu. Om dat te bereiken streven we naar continuïteit gedurende de hele lagere school. Dat is ook later nog zo. Eerst in de middenbouw en later in de bovenbouw. Dankzij die langdurige relatie leert de leerkracht de kinderen zeer goed kennen.

Overgang van lager naar middelbaar

De overgang van de lagere school naar de middelbare school gebeurt geleidelijk. Zo hebben de leerlingen in de middenbouw een vaste klasleerkracht. Deze geeft nog zo veel mogelijk verschillende vakken zelf, naargelang zijn of haar specialisatie.

In de tweede en derde graad krijgen de leerlingen nog meer verschillende vakleerkrachten. De klasleerkracht heeft in de bovenbouw vooral een ondersteunende en begeleidende rol.

Handboeken

In de lagere school gebruiken we in principe geen handboeken. De kinderen maken in de klas en onder begeleiding van de leraar een eigen periodeschrift, met eigen tekeningen en teksten.

In de middelbare school zijn er wel oefenboeken, syllabi en soms ook handboeken.

De leerlingen verwerken hun notities in een vaak kunstzinnig geïllustreerd periodeschrift.

Wetenschappen

Wetenschappen worden experimenteel en fenomenologisch onderwezen. De leerlingen observeren aandachtig. Ze houden een periodeschrift bij waarin ze proeven beschrijven en bespreken. Daaruit leiden ze zelf wetten af. Dankzij dit proces ontwikkelen ze een rigoureus, onafhankelijk denken en een gezond oordeel.

Kunstvakken

De kunstzinnige vakken krijgen een belangrijke plaats in een steinerschool. Toneel, schilderen, tekenen, muziek, boetseren vormen een geïntegreerd deel van de totale leerstof.

Dit kunstzinnig onderwijs wekt de verbeelding en de creatieve vermogens van de kinderen. Bij elk vak wisselen de leerlingen waarnemen af met een reflectie op eigen handelen. Is dit juist of niet juist, mooi of niet mooi.

Het kunstzinnige is in alle vakken aanwezig. Dus ook in wiskunde, wetenschappen en talen. Het dient niet alleen om het periodeschrift te verfraaien, maar ook om zich met gevoel te verbinden en de waarneming aan te scherpen.

Krijtjes

Expressievakken

Lang voor wetenschappelijk onderzoek dit bevestigde, ontdekte Rudolf Steiner de samenhang tussen denken en motoriek. Handenarbeid in de lagere klassen leidt tot motorische vaardigheden die later weerkeren in de vorm van levendig denken en verruimde intellectuele vermogens.

De hele pedagogie, van in de speelklasjes tot in de bovenbouw, is daarom afgestemd op expressiehandvaardigheidsvakken.

De kinderen werken met aarde, hout, wol, steen, textiel, koper en papier en maken er iets nieuws van.

Bij kleuters stimuleren we vooral de zintuiglijke waarneming. Een oudere leerling realiseert met de handen wat zijn verbeelding hem zegt. Het is niet enkel uitvoeren maar ook ontwerpen, sturen en handelen. Creativiteit krijgt alle kansen.

Wat de een kan, is misschien niet altijd even vanzelfsprekend voor de ander. Maar na dit proces zijn alle leerlingen gegroeid en hebben ze iets gerealiseerd, waartoe ze zich voorheen niet in staat achtten.

handwerk-6deklas

Ouderavonden en -gesprekken

Het contact tussen ouders en school is in een steinerschool uitermate belangrijk. Tijdens de ouderavonden krijgen de ouders een beeld van het onderwijs in een klas. De klasleraar zit deze vergadering voor. In de bovenbouw nodigt hij vakleraren uit om hun vak toe te lichten.

Tijdens een individueel oudergesprek bekijkt de ouder met de (vak)leerkracht de evolutie van het kind.

Schooluitstappen en extra muros

Elk jaar maken de leerlingen een uitstap met de klas. In de eerste jaren van de basisschool zijn het korte uitstappen, vanaf de vijfde klas worden het langere, meerdaagse reizen.

Voor de midden-en bovenbouw is er een zeilweek, een Ardennenweek en uiteraard de eindreis van de twaalfde klas.

Elke reis heeft ook een pedagogisch doel. In de bovenbouw gaat de elfde klas op fenomenologisch onderzoek, bijvoorbeeld in Noord-Frankrijk (met een bezoek aan de kathedraal van Chartres). In de twaalfde klas rondt de leerling de schoolloopbaan af met een kunsthistorische reis. Dikwijls is hieraan ook een sociale dimensie verbonden zoals het opknappen van een schooltje in Kroatië.

Ervaringsweken

In de bovenbouw nemen de leerlingen deel aan werkweken zoals een bosbouwweek (klas 9) en een week landmeten (klas 10), een kunstweek (klas 11) en een architectuurweek in klas 12.

Daarnaast zijn er ook individuele ervaringsweken: meedraaien in een winkel, ingeschakeld worden in een fabriek, zich engageren voor een initiatief met een sociaal of ideëel doel. De leerlingen vormen zich zo een realistisch beeld van verschillende beroepsgebieden. Het helpt hen tot een gefundeerde beroepskeuze te komen.

Jaarwerken

In de middelbare school maken de leerlingen een jaarwerk. Daar werken ze een heel schooljaar aan. Elk jaar krijgt dit werk een andere invulling.

  • In de zevende klas werken de leerlingen rond een land.
  • In de achtste klas onderzoeken de leerlingen een ambacht.
  • In de negende klas schrijven de leerlingen een biografie van iemand die veel betekend heeft voor de samenleving.
  • In de tiende klas kiezen de leerlingen met de klasleraar een sociaal project.
  • In de elfde klas beginnen de leerlingen aan hun eindwerk.
  • Aan het einde van de twaalfde klas ronden ze dat eindwerk af en stellen het mondeling voor aan een breder publiek. Dit is een belangrijk hoogtepunt van hun schoolloopbaan.

Getuigschriften

Lagere school

Aan het einde van het schooljaar ontvangt elk kind van de lagere school een getuigschrift. Het schetst een samenvattend beeld van de ontwikkeling in het voorbije jaar. Ouders volgen erin de vorderingen voor de verschillende vakken. De leraren geven ook aan waar en hoe remediëring nodig is.

Middelbare school

De beoordeling in de middelbare school gebeurt aan de hand van taken en opdrachten, mondelinge en schriftelijke toetsen en tests. De leerkrachten evalueren ook de schriften, de medewerking in de klas en de werkstukken.

Permanente beoordeling is de rode draad. Uiteindelijk resulteert het beeld van de leerling dat hierdoor vanuit de verschillende vakken ontstaat, in het jaarlijks pedagogisch getuigschrift. Dit getuigschrift groeit geleidelijk in de loop van het schooljaar (herfstrapport, kerstrapport, paasrapport en ten slotte eindevaluatie).

Aan het einde van het schooljaar beslist de delibererende klassenraad over het oriënteringsattest (A-, B- of C-attest). Na het met vrucht beëindigen van een eerste of tweede graad krijgt de leerling hiervan een getuigschrift.